Een volgende belangrijk punt is de voeding van het jonge veulen. Om dit goed te begrijpen kijken we eerst naar de voedingsbehoeftes van de merrie gedurende de dracht en de lactatie. Vooral op het einde van de dracht veranderen de voedingsbehoeftes van de merrie, dit komt omdat het veulen op dit moment het hardst groeit. De laatste 3 maanden neemt het gewicht van het veulen per maand 12 kilo toe. (van 20 naar 55 kg.) Maar dit is nog niets vergeleken met na de geboorte, dan groeien veulens nog veel harder. Soms groeien ze ongeveer 750 tot 1000 gram per dag. De voedingstoffen die nodig zijn voor deze groei krijgt het veulen van de moeder. Tijdens de dracht via het bloed en na de geboorte via de moedermelk. Hier ziet u een grafiek die aantoont hoe de behoefte aan energie en eiwit toeneemt in de laatste maanden van de dracht en de eerste maanden na de geboorte.
Zoals u uit de grafieken kunt afleiden moet de merrie met veulen bijna 2 keer zoveel energie en eiwit tot zich nemen als zonder veulen. Het is dus belangrijk om u merrie een goede voeding te verschaffen. Stippel een goed voedingsschema uit die aangepast is aan u merrie, doe dit in overleg met u dierenarts. Veel voedingsproducenten proberen u te overhalen om een speciale veulen of merrie brok te voeren. Pas hier echter mee op! Vaak bevat deze voeding te veel voedingstoffen wat een te snelle groei tot gevolg heeft. En dit is schadelijk voor de botkwaliteit van het veulen. Het is dus belangrijk dat u merrie (en later ook het veulen) een goed uitgebalanceerde voeding ter beschikking heeft om op deze manier latere beengebreken en andere gebreken bij het veulen te voorkomen.
Na de geboorte komt de melkproductie bij de merrie op gang, in de eerste dagen produceert de merrie ongeveer 7 tot 8 liter melk per dag, dit loopt langzaam op tot ongeveer 20 tot 30 liter per dag na 2 tot 3 maanden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de energie en eiwitbehoefte bij de merrie enorm toeneemt!
In eerste instantie is de merrie melk de basis van het voedsel van het veulen. De merrie melk past zich aan. In de winter zal deze vetter zijn dan in de zomer, want dan heeft het veulen meer vetreserve nodig. De eerst 2 à 3 maanden drinkt het veulen vooral merrie melk, doch zal het al speleronderwijs een gras of hooisprietje mee-eten van de merrie. Ook mag men vanaf de 2 de week al een kleine hoeveelheid ruw en krachtvoer uit de hand voeren. Dit helpt om de ruw en krachtvoervertering op gang te brengen. Doordat het veulen al gras en ruwvoer eet krijgt het al vroeg voedingsvezels naar binnen. Er zijn ook zeer jonge veulen die verse mest van de merrie opeten. Deze mest zorgt voor een goede ontwikkeling van micro-organismen (bacteriën en schimmels) in de darmen. Deze micro-organismen zijn op hun beurt weer belangrijk voor de ruwvoervertering.
Vanaf 3 à 4 weken mag men wat krachtvoer bij voeren. Let echter wel op dat deze voeding is aangepast aan de voedingsbehoeften van het veulen (overleg met je dierenarts!). Door dit voer bij te voeren krijgt het veulen voldoende voedingstoffen binnen om te groeien. Hij leert ook om krachtvoer te eten, wat later (tijdens de speenperiode) voor minder problemen zal zorgen. In de natuur blijft een veulen tot ongeveer 1 jaar bij zijn moeder drinken, dan moet hij plaats maken voor een nieuw veulen. In de natuur wordt het drinken bij de merrie dan ook geleidelijker afgebouwd dan wat tegenwoordig in de praktijk gebeurt. Vandaag de dag worden veulens op een leeftijd van ongeveer 5 à 6 maanden gespend (= weggehaald van de moeder). Men laat het veulen dan in het begin vaak nog gedoseerd drinken, maar steeds met langere tussenpauzes, tot het geen melk meer nodig heeft. Dan is het belangrijk dat het veulen al gewoon is aan ruw en krachtvoer.